Consequenties voor de btw

Als de dga in een auto van de zaak rijdt, mag de BV alle btw die drukt op kosten van de auto in aftrek brengen als deze gebruikt wordt voor btw-belaste prestaties.

Bij verkoop van de auto door de BV aan de dga privé is de verkoop in principe belast met btw. De BV moet een factuur uitreiken en btw afdragen aan de Belastingdienst. De btw wordt berekend over de waarde van de auto, maar niet over de rest-bpm die in deze koopprijs zit. De dga kan als privépersoon deze btw niet in aftrek brengen, omdat hij de auto enkel privé gaat gebruiken.

Rest-bpm plus opslag

Er kan een voordeel worden behaald door de auto te verkopen voor het bedrag gelijk aan de rest-bpm, verhoogd met een opslag. Het is dan wel te adviseren de rest-bpm te verhogen met een minimale opslag van bijv. 10% van de waarde, exclusief btw, met een minimum van € 2.500. Btw wordt niet berekend over de bpm en omdat de btw uitgaat van de overeengekomen prijs op de factuur en niet van de werkelijke taxatiewaarde, is de afdracht btw beperkt tot de btw in de opslag.

Factuurbedrag

Bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant (ecli:nl:rbzwb:2022:7712) stond de vraag centraal of de maatstaf van heffing voor de btw de taxatiewaarde of het lagere factuurbedrag was. Volgens de rechter is het factuurbedrag voor de btw leidend. Er is een rechtstreeks verband tussen de vergoeding en de tegenprestatie. Vaststaat dat de vergoeding uitsluitend wordt betaald voor de levering van de auto. Dat er sprake is van een lagere vergoeding die voortkomt uit de aandeelhoudersrelatie, maakt dit niet anders. Van misbruik is volgens de rechter geen sprake. De Belastingdienst gaat tegen de uitspraak van de rechtbank in beroep.

Consequenties voor de IB

Voor de IB zit het uiteraard anders. Zo hebben we bij deze belasting wel te maken met het begrip ‘waarde in het economisch verkeer’, oftewel: de verkoopwaarde van de auto. In deze casus is er voor de IB wel sprake van een te lage waarde. Het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en de prijs die de dga voor de auto heeft betaald, is voor de IB belast. In deze casus heeft de BV dit verschil als zogenoemd ‘verkapt dividend’ aangemerkt. Dit is geen echt dividend, maar over deze uitkering moet wel degelijk dividendbelasting afgedragen worden. Daarnaast is de dga privé nog IB verschuldigd over dit voordeel. Omdat het niet waarschijnlijk is dat de BV een willekeurige andere werknemer dit voordeel zou gunnen, is dit voordeel niet belast in box 1, maar in box 2. Het gevolg is dan ook dat de dga 26,9% IB moet afdragen over het door hem genoten voordeel. De ingehouden dividendbelasting mag hij overigens als vooraftrek in aftrek brengen in zijn aangifte IB. Om het nettovoordeel van deze constructie te berekenen moet men dus nog wel rekening houden met 26,9% IB over het verschil tussen de taxatiewaarde en de verkoopprijs.

Conclusie

Deze handelwijze heeft diverse fiscale voordelen.

  • Minder verschuldigde btw: btw over de lagere verkoopprijs in plaats van de werkelijke waarde.
  • Een lagere koopsom voor de dga, ook na aftrek van 26,9% IB over het voordeel.

Hoewel de verkoop van de auto aan de dga voor de BV en de dga qua btw voordelig lijkt uit te pakken, is het laatste woord hierover nog niet gezegd. De Belastingdienst is in beroep gegaan.