De Hoge Raad heeft onlangs de onzekerheid weggenomen omtrent een periodieke gift die afhankelijk is van twee levens. Het sterfterisico is daarbij niet langer relevant. Hoe zit dat? Waar moet u rekening mee houden?

Giftenaftrek

Giften aan een algemeen nut beogende instelling (ANBI), een culturele ANBI of een steunstichting van een sociaal belang behartigende instelling (SBBI), kunnen bij uw aangifte inkomstenbelasting als aftrekpost worden opgevoerd.

Drempelbedrag

Het drempelbedrag is 1% van uw drempelinkomen met een minimum van € 60. Het drempelinkomen is het totaal van uw inkomsten en aftrekposten in box 1, 2 en 3, maar zonder uw eventuele persoonsgebonden aftrek. U mag niet meer aftrekken dan 10% van uw drempelinkomen Let op. Heeft u een fiscale partner, dan moet u dat drempelinkomen er ook bij optellen.

Periodieke gift

Bij een periodieke gift geldt er geen drempelbedrag en is er geen maximum aan verbonden, met dien verstande dat er in het Belastingplan 2023 is voorgesteld om vanaf 1 januari 2023 een maximumbedrag van € 250.000 per jaar in te voeren. Minimaal vijf jaar. Van een periodieke gift is sprake als u zich verplicht om minimaal vijf jaar achtereen eenzelfde bedrag aan de ANBI te betalen. Ook een periodieke gift aan een vereniging is onder dezelfde voorwaarden mogelijk, mits deze vereniging maar statutair (bij de notaris) is opgericht, ten minste 25 leden heeft en niet belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting.

Onderhandse overeenkomst

Voor het vastleggen van deze gift volstaat een onderhandse overeenkomst. Een gang naar de notaris is dus niet vereist. In deze overeenkomst legt u onder meer vast onder welke (bijzondere) voorwaarden de gift binnen de vijfjaarstermijn eventueel tussentijds eindigt, bijv. bij uw onverhoopte arbeidsongeschiktheid, verlies van inkomen vanwege werkloosheid, etc. Ook kan de gift zonder fiscale consequenties eindigen bij uw tussentijds overlijden, dan wel bij het overlijden van een ander of van de langstlevende partner.

Sterftekans van ten minste 1%

Standpunt Belastingdienst. Wil er sprake zijn van een periodieke gift, dan moet er een bepaalde mate van onzekerheid zijn. Dat werd door de Belastingdienst zodanig uitgelegd dat er gedurende de looptijd van de gift sprake moest zijn van een sterftekans van ten minste 1%. Afhankelijk van één leven. Volgens de Belastingdienst was hieraan altijd voldaan als er sprake was van een periodieke gift die afhankelijk was van het leven van één persoon. Toetsing van het werkelijke sterfterisico bleef dan uit, ook al was de schenker bijv. 25 jaar terwijl bij die leeftijd normaliter niet valt te verwachten dat het risico dat deze persoon binnen vijf jaar overlijdt, groter is dan 1%. Afhankelijk van twee levens. Dat was anders bij een periodieke gift die afhankelijk was van twee levens. In dat geval berekende de Belastingdienst vaak wel het sterfterisico. Aan de hand van sterftetabellen werd dan berekend hoe groot het risico is dat allebei de personen binnen de termijn van vijf jaar zouden overlijden. Niet zelden bleek dan het werkelijk sterfterisico onder de 1% te liggen en dan is er dus sprake van een ‘gewone’ gift, waarvoor de hiervoor genoemde drempels gelden.

Hoge Raad

De Hoge Raad heeft onlangs korte metten gemaakt met dit verschil in behandeling. Volgens de Hoge Raad is enkel de vijfjaarstermijn voldoende. In dat geval is er altijd sprake van een risico-element van wezenlijke betekenis. Dat de feitelijke sterftekans dan lager is dan 1%, is dan niet relevant (ECLI:NL:HR:2022:1377).

Voor de aftrek van een periodieke gift aan een ANBI gelden er, in tegenstelling tot een ‘gewone’ incidentele gift, geen drempelbedragen. De Hoge Raad heeft recentelijk beslist dat mits er maar sprake is van een minimale termijn van vijf jaar, het feitelijke sterfterisico niet van belang is.